In de Nederlandse geschiedenis hebben vele mensen uit de Molukse, Indische en Indonesische gemeenschap hun voetsporen nagelaten.Voor Kasuaris en het Genealogisch Tijdschrift voor familiegeschiedenis heeft gastcolumnist Ron Habiboe geschreven over de dappere mannen die streden voor Nederland en Oranje. Vandaag het eerste deel over de periode tot aan 1870.

Voor Nederland en Oranje!

De jaren 1870-1914 staan bij historici bekend als de periode van het Moderne imperialisme. Verschillende, internationaal concurrerende Europese mogendheden waren druk doende om hun koloniale bezit uit te breiden. Tijdens deze wedloop kwamen vrijwel geheel Afrika, Oceanië en grote delen van Azië onder Europees bestuur. De Europese mogendheden maakten bij deze koloniale expansie dikwijls gebruik van lokale etnische bevolkingsgroepen die in de woorden van de Amerikaanse sociologe Cynthia Enloe werden bestempeld als ‘martial race’: moedige en vaardige strijders. Uit deze groepen werden militairen gerekruteerd voor het koloniale leger. Zij kregen een speciale, bevoorrechte behandeling om hun loyaliteit te winnen en te behouden. Zo beschikte het Britse leger in India bijvoorbeeld over de Ghurkabrigade, een aantal elite-eenheden samengesteld uit Nepalese militairen. Nederland had in Nederlands-Indië zijn zogeheten Amboineesche militairen.

Ambonese militairen

Tot ongeveer 1870 beperkte de Nederlandse koloniale aandacht in de Indische archipel zich hoofdzakelijk tot het eiland Java. Op de andere eilanden was het Nederlandse bestuur veelal begrensd in kleine koloniale enclaves. Deze zogeheten buitengewesten waren van aanzienlijk minder economisch en politiek belang voor Nederland.
Al aan het begin van de negentiende eeuw ondernam het Indische gouvernement pogingen om meer militairen op Ambon te werven. Zo werd het handgeld voor hen verschillende malen verhoogd, waardoor een Ambonees ongeveer tweemaal zoveel handgeld kreeg als een Javaan of Soendanees.
Ambonese onvrede over laakbare ronselpraktijken hadden echter tot gevolg dat de Ambonese formatie in het koloniale leger meer en meer moest inkrimpen. Dat het leger de formatie van Ambonese militairen in het koloniale leger graag wilde uitbreiden, hield verband met hun verworven naam als het meest gevechtswaardige deel van het leger.

Brigade Marechaussee Insert (1)De tot dan toe bekendste Molukker die voor de Nederlanders had gevochten, stond bekend als kapitein Jonker (omstr. 1630-1689). Hij was de zoon van een vorst van het eilandje Manipa en tijdens de jaren 1656-1683 vocht hij met een compagnie Ambonezen mee met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Zo vocht Jonker in Ceylon en tal van plaatsen in de Indische archipel. Hij onderscheidde zich hierbij als een trouwe, strijdvaardige en succesvolle bondgenoot van de VOC. Voor zijn bewezen diensten in Ceylon kreeg Jonker in 1672 een gouden doos met daarin een op perkament geschreven akte van traktementsverhoging. Enkele jaren later bewees de VOC nogmaals hulde aan Jonker: hij kreeg een gouden penning ter waarde van driehonderd rijksdaalders.

Ook tijdens de negentiende eeuw, tot in 1873, doorliepen Ambonezen een opmerkelijke militaire loopbaan in het koloniale leger. De meest opmerkelijke was wel Joseph Rakarias (1812-1867). Op Java geboren uit Ambonese ouders, werd hij op zijn dertiende jaar als tamboer opgenomen in het leger. Joseph maakte zijn eerste krijgsverrichtingen mee in de Java-oorlog (1825-1830) en er volgden nog vele expedities. Na een reeks van bevorderingen volgde in 1858 uiteindelijk zijn promotie tot 1e luitenant der Infanterie. In 1865 werd hij bovendien alsnog benoemd tot ridder der 4e klasse van de Militaire Willemsorde, wegens zijn ’den Lande bewezen bijzondere diensten en zijn schitterende daden’. Joseph was niet getrouwd met zijn partner, maar na zijn dood kreeg zijn dochter toch tot haar achttiende verjaardag een speciale maandelijkse gratificatie van het gouvernement van vijftien gulden, ‘als beloning voor de schitterende daden van haar vader’.

Ron Habiboe

Foto’s: CBG

Dit artikel is tegelijkertijd volledig verschenen in Genealogisch Tijdschrift voor familiegeschiedenis, nummer 1, maart 2014, blz.48-52.

____________________________________________________________

Ron Habiboe heeft geschiedenis gestudeerd en heeft voor diverse bladen en organisaties over geschiedenis geschreven. Al eerder heeft hij aan Kasuaris een bijdrage geleverd. Momenteel doet hij onderzoek aan de Universiteit van Leiden naar Molukse voetsporen in de Hofstad, de geschiedenis van Molukkers in Den Haag (ca.1900-2000).