Op een zonnige doordeweekse dag is het aardig rustig op de Mauritskazerne in Ede. De voormalige legergebouwen zijn inmiddels omgetoverd tot onder andere een pizzeria en diverse ateliers. In één van deze ateliers hebben we een gesprek met Ben Manusama, kunstenaar en docent, waar hij ons vertelt over kunstenaars, ondergewaardeerd worden en daarboven uit stijgen.
“Kunstenaars zijn een apart slag volk. Theatermensen bijvoorbeeld kunnen alleen maar in voorbeelden praten en zijn vaak eigenwijs. Daar hou ik helemaal niet van. Tekenaars zijn naar binnen gekeerd maar vinden vaak wel dat ze de beste kunst maken. Beeldhouwers zijn weer anders, die zijn veel meer no nonsens en daar heb ik wel wat mee. Wat dat betreft ben ik wel blij dat ik op de Sociale Academie lesgeef (Creatieve Therapie en Diversiteit- red.) zodat ik nog een beetje in de werkelijkheid zit. Al val ik daar ook wel buiten de geijkte paden. Dat is tegelijkertijd ook wel mijn kracht, net zoals dat ik snel kan denken en creatieve oplossingen kan bedenken. Maar dat heeft niet zozeer met mijn kunstzinnigheid te maken maar misschien nog meer met hoe ik ben.
Wij konden thuis allemaal goed tekenen en onze buurman, een tekenleraar, heeft dat een keer tegen mijn moeder gezegd. Vanaf dat moment werden wij daarin ook gestimuleerd. Dan kregen we schetsboekjes en als ze vol geschetst waren, kregen we een reep chocola. Ik weet dan ook niet beter dan dat ik kunstenaar wilde worden. Of antropoloog.
Molukse kinderen gingen in mijn tijd over het algemeen niet naar het hoger voortgezet onderwijs. Volgens mijn leraar had ik atheneum-hersens maar een mavo-mentaliteit. Ik werkte inderdaad alleen wanneer ik daar zin in had, maar ik had mijn cijfers zo opgekrikt dat ik wel naar het atheneum kon gaan. Maar mijn leerkracht had mijn cijfers voor rekenen en taal veranderd in een 6 zodat ik alleen nog maar naar de mavo kon. Dat is best traumatisch voor me geweest. Dus daar heb ik nooit mijn best gedaan en alleen maar vervelend lopen doen. Gelukkig mocht ik van twee leerkrachten naar de havo als ik een 7,5 zou staan. Dat lukte ook en toen ben ik zo doorgestroomd naar de lerarenopleiding. Een Moluks meisje bij mij in de klas heb ik toen aangespoord om antropologie te gaan studeren en dat is ze later ook gaan doen, hahaha.
Ik ben altijd wel goed geweest om anderen te stimuleren wat ze moeten studeren. Niet zozeer om te beinvloeden maar meer omdat ik vind dat Molukkers vaak te kort worden gedaan. In dit land moet je op een bepaalde manier assertief zijn en wanneer je bescheiden bent dan ben je sub-assertief, zoiets als niet je mannetje kunnen staan. Nederland is naar mijn idee heel talig; vakmanschap is veel minder belangrijk dan wat je erover kunt vertellen. Er is bijna een papieren werkelijkheid. Wanneer je bijvoorbeeld voor je werk gesprekken moet voeren, dan wordt er gekeken naar hoe je hierover rapporteert en niet naar hoe jij de gesprekken voert. Ook nu nog is bij jongeren te zien dat ze niet naar hun kunnen worden beoordeeld.
Mijn zoon werd op de CIOS bijvoorbeeld een ‘luie Molukker’ genoemd. Hij was helemaal niet lui maar eerder een dromer en liep niet voorop in de klas. Ook als voetballer was hij niet die ‘rat’ die je moest zijn om het te halen in de hoofdklasse. Ik had eigenlijk niet verwacht dat hij dat deel van mij zou erven. Zelf was ik vroeger namelijk ook zo. Ik had, anders dan hij, altijd wel een grote mond maar ik stapte nooit naar voren als dat nodig was. Maar vond het wel weer vervelend wanneer ze niet zagen wat ik kon. Dan pakte ik mijn gitaar en dan begon ik te zingen, dan was iedereen gelijk stil. Ook met mijn tekeningen. Binnen mijn opleiding profileerde ik me niet nadrukkelijk maar door mijn tekeningen kwam ik toch bovendrijven. Het zingen en gitaar spelen, het tekenen, dat is altijd wel mijn geluk geweest want daardoor werd ik wel zichtbaar.
Zichtbaar zijn is belangrijk voor een kunstenaar maar ik word meestal gevraagd voor de exposities waar ik mijn werk laat zien. Ik zoek het zelf dus niet op en dat is misschien de kracht van mijn werk. Ik had echter denk ik meer kunnen bereiken als ik wel actief naar een podium voor mijn werk had gezocht. In de jaren ’80 ben ik wel veel naar galeries geweest en daar zat ik toen goed in maar ben daar toen zelf ook weer een tijdje uitgestapt omdat ik het een waardeloze wereld vond. Achteraf niet zo’n slimme zet maar goed.
Een aantal jaren werkte ik als hulpverlener en deed ik niets met mijn kunst. Toen ik weer begon met schilderen en tekenen moest ik mezelf weer opnieuw bewijzen. Dat lukte gelukkig en ik profiteer nog steeds van de contacten in de kunstwereld die ik toen opdeed. Ik ben ook lid geworden van Pulchri Studio, één van de oudste kunstenaarsverenigingen van Nederland. Dat helpt echt wel, want het is toch wel een graadmeter dat je iets kan. Met mijn nieuwe werken probeer ik me steeds verder te ontwikkelen, steeds meer grenzen op te zoeken, steeds beter te worden. Al zal ik altijd zelf het meest kritisch zijn op mijn werk.”
Nieuwsgierig naar het werk van Ben? Van 9 november 2014 t/m 22 januari 2015 kun je zijn werk bewonderen in het CODA museum voor moderne kunst in Apeldoorn, tijdens de expositie ‘Indisch DNA’. Curatoren: Frans Leidelmeijer en Inge de Vries.
Tekst Lolita Kapel Foto’s privébezit, Kasuaris