De vader van Annelies is Indonesisch. Ze moest er eigenlijk weinig van hebben omdat ze niet anders wilde zijn dan anders. Totdat haar vader, die inmiddels in Indonesië woont, 100 werd. Ze bezocht hem en haar roots en kwam thuis met een liefde voor het land en haar mensen. In een 3-delige serie schrijft Annelies over de plekken die ze bezocht. In deel 1 maakten we kennis met haar vader op Java. Vandaag schrijft Annelies over haar bezoek aan Malang.

“Indonesisch zeker?”, wordt mij bij elke nieuwe kennismaking in Nederland gevraagd. “Belanda zeker?” Vraagt spontaan iedereen die ik aanspreek in Indonesië.

En zo onduidelijk als het zich laat aanzien, zo voelt het soms ook. Hoewel geboren en getogen Amsterdamse, voel ik geen herkenning als het over de Nederlander gaat die de koektrommel na het beroemde ene koekje gesloten houdt, maar ook niet met de Indonesiër bij wie iedereen altijd denkt aan te kunnen schuiven voor een rijsttafel met 20 man sterk. Home is where my hat hangs!

Malang komt mij westerser voor dan ik het verwachtte. Ik kan er om de hoek van het hotel Coffee to go krijgen, die Kopi take with wordt genoemd, en die direct over mijn handen loopt als ik de volle beker aanpak. Dat is dan wel weer anders.

Malang 02Vanuit de Betjak kijk ik om me heen en ik krijg er geen genoeg van; Reumatek klinik, Apotek, Knalpot, Konsinyasi, Sekolah (school), Koleksi, Handuk; allemaal verbasteringen vanuit het Nederlands! Ook een tekst als Levi Vermak op een winkelraam laat niets te raden over. Er hangt een spijkerbroek voor de deur. Als ik iemand ernaar vraag, is de reactie verbaasd: ‘Nederlands? Hebben wij die woorden niet van hen misschien?” In weinig denkt de Indonesiër van nu aan de Nederlandse overheersing van toen en zeker in Malang word ik er door niemand aan herinnerd. Wel door veel van wat ik zie. Statige huizen aan mooie, lommerrijke lanen, oudere Nederlanders die ik in het hotel aan grote borden nasi goreng voor het ontbijt zie zitten. Dat moet haast wel een sentimental journey betreffen. Ik brand van nieuwsgierigheid, maar heb het lef niet op hen af te stappen en naar hun verleden te vragen.

Restaurant Toko Oen pretendeert een overblijfsel van de weemoed te zijn, maar niets is minder waar. Als ik er op een avond met gezelschap binnenkom, wanen we ons in een verlaten stationsrestauratie waar hier en daar een zwerver zijn onderkomen zoekt. Een enkeling aan een tafeltje, zonder iets te eten met een duidelijk al veel te lang leeg glas of kopje. Op de kaart staan kroketten en huzarensalade, die waarschijnlijk zelden worden besteld. Wij maken na die korte inspectie snel rechtsomkeert en laven ons in het hotel direct aan de saté ayam, een schotel met Kangkung en glazen Bintang en gemberthee.

Als ik later de geschiedenis van Toko Oen op internet bestudeer, blijkt dat de naam van het restaurant illegaal behouden is door de huidige eigenaar om aan de nostalgie nog een centje te verdienen. Iets wat met een oorspronkelijke Warung misschien beter was gelukt.

Bij mijn vader in de tuin, buiten het drukke centrum van Malang, daalt het Indonesische leven op mij neer. Het is er stil, de zon schijnt of de moessonregen valt dat het een lieve lust is. Er heerst weinig bedrijvigheid. Het lijkt alsof het mediteren waar ik in Nederland soms even tijd voor moet maken, hier een levenswijze is. Er wordt gezeten, gegeten, gelegen en vooral gerust. Of is het berusten in de tijd en de warmte? Het is er zelfs stil achter de stilte.

Zes maal per dag zwellen de gezangen aan; de oproepen tot het gebed van de Moskee iets verderop. Daarna weer rust.

En dan de klop! Die van het leven maar bovenal die van het eten. Gekscherend noem ik ze de klopgeesten; het is telkens de klop die mij niet laat dommelen, die van hout op hout van de karretjes met vitrines vol etenswaar. Het eten oogt voor mij niet bijzonder aantrekkelijk, en in die vitrines zonder koeling lijkt alles me noch koud, noch warm maar iets lauws ertussenin. Wel spotgoedkoop. Soep in zakjes, kleine loempiapakketjes, groene, gele en roze bolletjes. En veel soorten kripik! Met trage tred lopen klanten naar hun verkopers; er wordt amper een woord gewisseld en als de deal gesloten is, trekt de klopgeest verder.

Malang 01Ik eet met mijn broer en zus bij de Warung om de hoek. Een wok, een paar plastic bakjes met groenten eromheen en wat – God mag weten waar vandaan – stukjes kip. Drie minuten later staat het op de gammele tafel, geserveerd door zenuwachtig giechelende meisjes die na het eten stuk voor stuk met ons op de foto willen. Mensen zoals wij bij hen aan tafel overkomt ze niet vaak. We betalen een beschamend laag bedrag en weten ons geen raad met een teruggegeven fooi.

Vanaf een open balkon in het hotel laat ik me thee serveren en overzie het drukke stadshart, het Alun alun plein. Al sinds 1914 het centrum. Daar waar eerst een fontein is geweest, is nu een gedenkzuil voor de onafhankelijkheid. Groepen toeristen laten zich er fotograferen met de zuil op de achtergrond.  Eromheen zorgt het verkeer weer voor de spannende film die geen einde kent. Betjaks, scooters, brommers en al dat wat rijdt en rookt, raast voorbij.  Dichtbij het gemeentehuis, een hotel dat gevestigd is in een mooi koloniaal landhuis en een prachtige bakkerswinkel. Bij elkaar wekt het de indruk van een metropool, maar loop er de hoek om en vind een kampong aan de rivier de Kali Brantas. Spelende kinderen, vrouwen die de was doen (waar niet?) en wat schamele onderkomens van waarachter je elk moment Derk Bolt uit Spoorloos verwacht naar buiten te zien komen.

Ik besluit daar een volgend bezoek te gaan rondzwerven, want dat ik terug kom naar Malang, staat voor mij al vast.

Annelies Mansoor

_________________________________________________________________

Over Annelies Mansoor

Annelies is een ervaren tekstschrijver en heeft een eigen tekstbureau Nieuwsbriefenzo. Voor haar klanten schrijft ze o.a. nieuwsbrieven, jaarverslagen, flyers en folders.

Foto’s privé-bezit