65 Jaar Molukkers in Nederland – wat geef je door en wat niet? 2016 is het herdenkingsjaar dat 65 jaar geleden ca. 12.500 Molukkers in NL aankwamen. Het ging om militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), schepelingen van de Koninklijke Marine, politierekruten en hun gezinsleden.

Wij vroegen Adrie Hattu (tweede generatie) wat hij in de opvoeding van zijn ouders heeft meegekregen wat hij doorgeeft aan zijn kinderen en wat hij vanuit zijn opvoeding niet doorgeeft aan zijn kinderen.

“Wat ik van mijn ouders heb meegekregen, is verantwoordelijkheidsgevoel, discipline en geloof. Wat verantwoordelijkheidsgevoel betreft, is dat niet alleen richting je gezin maar ook in het algemeen, richting je medemens.

Discipline vind ik een belangrijke eigenschap en iets waar je in een gezin van 12 kinderen en een nazaat van een KNIL-soldaat niet aan ontkomt. Discipline bij het organiseren van de huishouding bijvoorbeeld, waarvan de verantwoordelijkheid bij mijn moeder lag, was onvermijdelijk. Mijn gezin mag dan vrij klein zijn in vergelijking tot het gezin waarin ik opgroeide, maar ik vind het belangrijk dat ik mijn kinderen verantwoordelijkheidsgevoel en discipline bijbreng.

Een leidraad in mijn leven is het geloof. Mijn kinderen zijn bewust naar een christelijke school gestuurd. Zelf heb ik de lagere school doorlopen bij een streng gereformeerde school waar tot de dag van vandaag meisjes geen broeken mogen dragen, behalve op koude dagen en dan onder een jurk of rok.

Geloof, discipline en verantwoordelijkheidsgevoel hebben mij positief gevormd. Reden waarom ik het belangrijk vind om het aan mijn kinderen door te geven. Maar niet zonder bewustwording, zonder bewustzijn. Zij moeten weten waar zij vandaan komen en hun geschiedenis enigszins kennen om bewust te zijn van zichzelf. Dit leidt vaak tot een trots gevoel over je afkomst. Ik heb daar vroeger zelf mee geworsteld omdat ik last had van een soort identiteitscrisis vanwege mijn komaf. Ik had een Nederlandse opa, een Javaanse oma en een Molukse vader. In mijn jeugd konden kinderen heel hard zijn in hun oordeel.

 

“Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen beseffen wat hun keuze inhoudt.”


Wat ik niet wil doorgeven aan mijn kinderen is het opleggen van beslissingen. Ondanks het sterke geloof, waarvan ik denk dat het bij mijn kinderen ook aanwezig is, laat ik ze vrij in de keuze of zij een geloofsbelijdenis willen afleggen. In mijn tijd legde men, althans in mijn geval, een geloofsbelijdenis af zonder daar een keuze in te krijgen. Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen beseffen wat hun keuze daarover inhoudt.

Wat nu ook grote een rol speelt binnen mijn gezin wat ikzelf vroeger niet heb ervaren, is dat er meer gecommuniceerd wordt tussen ouders en kind(eren). Ik leg mijn kinderen meer uit om iets gedaan te krijgen in plaats van, wat vroeger gebruikelijk was, het dwingend op te leggen.”