In de Nederlandse geschiedenis hebben veel mensen uit de Molukse, Indische en Indonesische gemeenschap hun voetsporen nagelaten. Voor Kasuaris en het Genealogisch Tijdschrift voor familiegeschiedenis schreef gastcolumnist Ron Habiboe over de dappere mannen die streden voor Nederland en Oranje. In deel 1 beschreef Ron de periode tot aan 1870, in deel 2 de Atjeh-oorlog. In dit derde deel schrijft hij o.a. over verzetslieden.

De Tweede Wereldoorlog

Toen in januari 1942 de eerste Japanse troepen in Nederlands-Indië landden, was de Tweede Wereldoorlog ook in Indië een tastbaar feit. Indië werd min of meer onder de voet gelopen. In maart capituleerde het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).

Molukkers speelden op veel plaatsen in Nederlands-Indië een rol in het verzet tegen de Japanse bezetting. Een van de bekendste Molukse verzetslieden is wel sergeant 2e klasse KNIL Julius Tahija die met een klein detachement van dertien KNIL-militairen in juli 1942 een grootscheepse Japanse landing in Saumlaki op het eiland Tanimbar wist af te slaan. Hij werd hiervoor in september 1942 benoemd tot ridder 4e klasse der Militaire Willemsorde.

Op het eiland Sumatra werden in 1942 verschillende regionale verzetsgroepen actief die bekend stonden onder de verzamelnaam De Rode Zakdoek (Maleis: Sapu Tangan Merah). De naam verwijst naar de speciale rode zakdoeken die op de Ambonse eilanden worden gebruikt als bescherming tegen persoonlijk onheil en zij duidt tevens op de belangrijke inbreng van Ambonezen in het verzet.

Fort de Kock Sumatra 1 Tropenmuseum

Fort de Kock | Sumatra

Een van de verzetleiders in Sumatra is de Molukse sergeant 1e klasse Infanterie KNIL, Jacobus Anthonij (Koos) Pattinama. Hij was op 17 mei 1906 in Ambon geboren en oorspronkelijk afkomstig van het dorp Oma op het eiland Haruku. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt is Koos Pattinama gelegerd in Padang, waar hij met zijn vrouw en dochters verblijft. Hij opereert hier als leider van de regionale zogeheten Sluippatrouille rond Padang en Fort de Kock aan de westkust van Sumatra. Een van zijn medeverzetslieden binnen de Sluippatrouille was de Molukse sergeant 1e klasse Infanterie KNIL, Frits (Ventje) Sefried Gustaaf Hukom. Ventje Hukom, overigens geen zoon van de eerder genoemde Semuel Hukom, werd op 26 december 1904 in Koeta Radja (Atjeh) geboren en was evenals Pattinama oorspronkelijk afkomstig van het dorp Oma.

De voornaamste activiteiten van zowel Sapu Tangan Merah als de Sluippatrouille zijn het verzamelen van gegevens rond de sterkte en positie van de Japanse troepen en het treffen van voorbereidingen voor een eventuele geallieerde landing. Eind 1942 worden Pattinama en Hukom verraden. Samen met enkele andere verdachten worden zij naar Singapore getransporteerd waar zij op 25 april 1943 worden geëxecuteerd. De lichamen van beiden zijn nooit teruggevonden.

Naar de soevereiniteitsoverdracht

Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 kreeg het Nederlandse gezag nauwelijks kans om zich te bezinnen op de inrichting van een naoorlogs Nederlands-Indië, want twee dagen na de overgave proclameerden Indonesische nationalisten, onder leiding van Soekarno en Hatta, de onafhankelijke Republiek Indonesië. Niet veel later openden groepen fanatieke Indonesische nationalisten de jacht op Europeanen en anderen die zich nauw verbonden voelden met Nederland, onder wie groepen Molukkers. Deze periode, die ook wel bekend staat als de Bersiap-periode duurde tot in 1946. Nederland wilde niet toegeven aan de aspiraties van de Indonesische nationalisten, maar de twee zogeheten politionele acties die het Nederlands gezag weer moesten herstellen, hadden niet het gewenste resultaat. Onder druk van de Verenigde Naties haalde de Nederlandse regering bakzeil en droeg zij op 27 december 1949 de soevereiniteit over aan de Verenigde Staten van Indonesië.

Tijdens de jaren 1945-1949 speelden Molukkers een belangrijke rol bij de bescherming van (Indo-) Europeanen en Molukkers. Veel Molukse militairen vochten bovendien mee tijdens de politionele acties.

Er is nog nauwelijks onderzoek verricht naar de rol van Molukse KNIL-militairen tijdens deze chaotische periode; hun geschiedenis ligt nog grotendeels verborgen in militaire stamboeken en ander archief- en bronnenmateriaal. Hun rol als verdedigers van Nederlandse belangen in Nederlands-Indië leeft vooral voort in de verhalen van ooggetuigen en bij de kinderen en kleinkinderen van de toenmalige Molukse militairen.

Ron Habiboe

Foto’s Wikipedia, F. Valentijn

Dit artikel is tegelijkertijd volledig verschenen in Genealogisch Tijdschrift voor familiegeschiedenis, nummer 1, maart 2014, blz.48-52.

____________________________________________________________

Ron Habiboe studeerde geschiedenis en heeft voor diverse bladen en organisaties over geschiedenis geschreven. Al eerder heeft hij aan Kasuaris een bijdrage geleverd. Momenteel doet hij onderzoek aan de Universiteit van Leiden naar Molukse voetsporen in de Hofstad, de geschiedenis van Molukkers in Den Haag (ca.1900-2000).