Nog geen week geleden zijn Bandah Aceh op Sumatra, Phuket in Thailand en Sri Lanka getroffen door een tsunami. Ik maak voor het eerst kennis met dit Japanse woord en zoek op internet wat het woord tsunami betekent. Wikipedia meldt: tsunami is een vloedgolf uit de zee die de kuststrook onverwacht overspoelt, veelal veroorzaakt door een zeebeving. Het is een Japanse samenstelling van tsu (‘haven‘) en nami (‘golf‘).
Het is druk op Ngurah Rai, het vliegveld van Denpasar op Bali. Het is rond het middaguur wanneer ik daar land. Behalve een koffer met vakantiekleding heb ik dit keer ook een camera, statief, microfoons, batterijen en tapes, heel veel opname-tapes bij me. Ik ben eigenlijk toe aan een welverdiende vakantie, maar vanwege de actualiteit hou ik er rekening mee dat ik toch aan het werk moet.
Onderweg van het vliegtuig naar de bagagebelt gaat mijn telefoon. ”We horen dat je op Bali zit. Kan jij voor de Samenwerkende Hulporganisaties en de Gezamenlijke Omroepen door naar Banda Aceh?” klinkt het aan de andere kant. Ik stem in en boek zo snel mogelijk een vlucht richting Jakarta. Ik heb 5 dagen om verschillende verslagen over de ramp te maken die op 6 januari 2005 moeten worden uitgezonden tijdens de geldinzamelingsactie op de Nederlandse buis.
Op vliegveld Soekarno-Hatta krioelt het van tv-ploegen uit de hele wereld. Allemaal zijn ze, net als ik, onderweg naar Banda Aceh. Er is een heftige discussie gaande. Garuda Airlines vraagt gewoon geld voor iedere ticket. Wij als media denken dat het land juist blij moet zijn dat we zo snel zijn gekomen om de wereld te vertellen wat het land is overkomen. Een Australische collega fluistert mij in om mee te gaan naar het militaire vliegveld Halim. Daar staan de Hercules C130-toestellen van de VS en Australië stand by om naar het rampgebied te vliegen. Binnen een mum van tijd zitten we allemaal in een gecharterde bus richting Halim, slechts een enkele twijfelaar achterlatend op Soekarno- Hatta. Niet veel later zitten we in het gigantische transportvliegtuig. Ik doe mijn headset op vanwege het ongelooflijke lawaai van de Hercules C130 van de US Airforce. Ik probeer gauw mijn slaap te pakken want de volgende dagen zal het er vast niet van komen.
Bij zonsopgang cirkelen we boven het rampgebied. We krijgen toestemming om alvast shots te maken vanuit de lucht. Ik kan mijn ogen niet geloven. Bij het zien van de stad herinner ik me een scene uit de film The Killing Fields. Ook hier een totaal ontredderd gebied met zichtbaar veel lijken, een paar boompjes en verder een kaal en verwoest blikveld van vele kilometers. Ik ben er net als mijn collega’s even stil van. Een geluidsman uit Japan barst in tranen uit. Ik ga me in stilte voorbereiden op de landing.
In een pick-up truck ben ik onderweg naar de stad. Het beeld wordt alleen maar schrijnender en schrijnender. Je rijdt eerst langs mooie, groene bossen en de hete zon hoog aan de hemel. Arbeiders werken links en rechts op de uitgestrekte landerijen. Straatverkopers lopen aan de kant van de weg met hun mobiele eetkarretjes. Saté, Saté , hoor ik er eentje roepen. Dat is ook het laatste wat ik hoor. Daarna is het vreemd genoeg stiller geworden. Alsof de volumeknop van het straatgeluid is dichtgedraaid. En dan opeens slaat het pittoreske plaatje helemaal om. Een geur van dood en verderf, verwoeste huizen en veel, heel veel aangespoelde rotzooi op straat komt je tegemoet. Links en rechts liggen open en bloot lijken op straat. Naarmate je de stad nadert, kom je pas de body bags tegen. Men is duidelijk vanuit het episch centrum van de ramp naar buiten gaan werken. Ik heb mondkapjes en rubberen handschoenen bij me; les 1 uit het handboek ‘overleven in rampgebieden’. De mondkapjes besprenkel ik met druppeltjes Hugo Boss, zodat ik er in ieder geval zeker van kan zijn dat de geur die ik ruik aangenaam blijft. Pas na vijf mondkapjes over elkaar heen blijf ik bespaard van de penetrerende geur van verrotte lichamen. Dus zo ruikt de dood.
Op een grote binnenplaats achter de grote moskee is de internationale pers neergestreken. Ik zoek een plaatsje net onder een klein afdakje, niet te ver van de washokjes maar op veilige afstand van het gebouw zelf. Naschokken zijn er nog volop en dan wil je niet tijdens je slaap verrast worden door neervallend puin. Vijf dagen lang heb ik weinig kunnen slapen. Ieder uur kregen we een naschok. De grond onder je voeten begint te bewegen en enkele minuten later is het weer weg. Gesprekken en discussies met collega’s over de ramp blijken een goede bezigheid om de nachten door te komen.
De lokale bevolking is zichtbaar aangeslagen. Velen hebben hun familieleden, vrienden en kennissen verloren. En zelf hebben ze ook hard moeten vechten om hun vege lijf te redden en niet ten prooi te vallen aan het wassende water. Want vergeet niet dat het water op sommige momenten met een snelheid van zeker 800 km per uur door de stad is gegaan. Kun je je dat voorstellen? Auto’s worden het water meegezogen als speelgoedauto’s. Losgerukte bomen completeren het verwoestende decor alsof het luciferstokken zijn. Wat moet je dan als mens wanneer de natuur met zo’n enorm geweld zijn werk doet?
De komende dagen ga ik iedere dag het rampgebied in. Op een gegeven moment bekruipt je het gevoel dat je op de automatische piloot bent overgegaan. Daar sta je dan in de middle of nowhere met alleen maar de dood om je heen. Enkele overlevenden die je in de opvangkampen spreekt, komen nauwelijks uit hun woorden. In hun gezichten lees je de trauma waarin ze zijn beland. En ’s avonds ben je moe en heb je honger en dorst.
In een speciaal ingericht deel van het pleintje zijn vrouwen uit de omgeving druk aan het koken. Ze maken eten voor ons. Tussen de opgestelde satellietschotels eten Chinese, Japanse, Indonesische en Thaise tv-crews hun maaltijden. Een paar dagen geleden hebben we bericht gekregen over een mogelijke besmetting van het grondwater. Ik kijk naar de lieve vrouwen die de warme maaltijden aan het voorbereiden zijn. Samen met collega’s van de ARD, BBC, ABC en het Spaanse TVE besluiten we om het eten wat we zelf hebben, enigszins te rantsoeneren tot er weer collega’s van buiten komen en vers voedsel meenemen. Ik besluit ook om niet te eten uit de gaarkeuken. De kans op besmetting en voedselvergiftiging is aanwezig en groeit met de dag. Gelukkig heb ik van die droge koekjes bij me en een groot fles water. Daar heb ik het de afgelopen dagen mee moeten doen. Drinken en je tandenpoetsen doe ik al 4 dagen met die ene fles. Douchen is er niet bij. Ik heb nog 1 dag te gaan en dan moet ik het materiaal by satellite naar Nederland sturen. En dan kan ik weer terug naar de geciviliseerde wereld. Ik snak naar een Big Mac met french fries met dubbele mayonaise!
De laatste dag deel ik de pick-up met een collega van de Australische zender ABC. Ik ga nog de bergen in om overview shots te maken van het gebied. De Australiërs gaan een bezoek brengen aan een opvangkamp aan de voet van de berg. Ik besluit om door te rijden naar boven. Onderweg tref ik een drietal jongens aan, zittend aan de kant van de weg. Ze vertellen hoe ze ternauwernood de berg hebben weten te bereiken en zo aan de dood hebben weten te ontsnappen. Twee van hun vrienden hebben het niet gered en zijn meegesleurd door het water. De jongens zien er uitgehongerd uit. Ik bied ze mijn pakjes biscuitkoekjes aan. Ze vertellen dat ze al dagen niets hebben gegeten dan een paar kokosnoten en mango’s. Ze hebben mijn pakje sigaretten in mijn borstzak gezien. Ik vervolg mijn weg en laat de jongens zichtbaar blij achter met een pak sigaretten. De koekjes hebben ze aan mij teruggegeven.
Diezelfde avond vindt de tv-inzamelingsactie plaats in Nederland. De volgende dag ben ik naar Jakarta vertrokken om vervolgens als cameraman voor CNN nog 8 dagen in het rampgebied beelden te maken. Diezelfde week ontvang ik een telefoontje vanuit Hilversum. Ik word bedankt voor mijn bijdragen vanuit het rampgebied. Er is 12 miljoen euro opgehaald. De blijdschap aan de andere kant van de lijn is hoorbaar. Ik kijk om me heen en zie nog steeds dood en verderf.