Zo’n levensstijl kan je snel doen vergeten hoe de werkelijkheid is. Het is niet alleen mijn werk bij PUSKAPA (Centrum voor de bescherming van kinderen aan de Universiteit Indonesia) wat me aan die werkelijkheid doet herinneren maar ook wat ik zie tijdens de dagelijkse treinreis naar mijn werk en de keluarga gerobak (families die als nomaden op straat leven en leven uit een bolderkar waar al hun bezittingen in zitten) die iedere dag aan de rand van mijn appartementencomplex plastic bij elkaar zoekt terwijl de kleinste adik (broertje of zusje) van een jaar of twee uitgeput op een stuk karton ligt.
Armoede in Indonesië is nog altijd enorm zichtbaar. Tenminste, als je ervoor kiest het te zien. Kilometers lang naast de treinrails zijn kleine huisjes gebouwd van karton, plastic en plexiplaten. Je kunt het zo gek niet bedenken. Kinderen rennen blootvoets en soms helemaal naakt rond de treinrails en klimmen op hekken en huisjes die gevaarlijk zijn wegens hoogspanning. Je moet pengamen (straatmuzikanten) aan de kant duwen om een angkot (lokale bus) in te stappen. En zelfs als je ‘veilig’ door de poortjes van een treinstation bent en op het perron staat te wachten, kunnen oudere vrouwtjes schaamteloos aan je mouw trekken en centgebaartjes maken met hun wijsvinger en duim. En toch, zien veel mensen dit niet. Buitenlanders, Nederlanders. Wat zij zien, is een mooi land waar iedereen warm is en waar alles goedkoop is. Alhoewel, misschien geldt dit meer voor Bali of de wat kleinere miljoenen steden zoals Bandung of Yogyakarta.
PUSKAPA heeft onlangs een rapport gepubliceerd dat laat zien dat momenteel 24 tot 40% van de Indonesische kinderen geen geboortecertificaat heeft. We hebben het over een land met minstens 240 miljoen inwoners waarvan ongeveer de helft de kinderleeftijd (18 jaar en jonger) heeft. Hier in Indonesië zijn heel veel kinderen niet zichtbaar en dat is opmerkelijk want men leeft hier met de gedachte ‘hoe meer kinderen, hoe meer rezeki’, oftewel zegen. Volgens de Constitutional Court van Indonesië bestaan kinderen zonder een geboortecertificaat juridisch niet. Ik vraag me soms af of wij in Nederland zo’n concept überhaupt kunnen begrijpen of accepteren.
Voor ons is het niet meer dan normaal dat onze geboorte meteen geregistreerd wordt. Nog geen week na geboorte zijn wij al netjes voorzien van een burgerservicenummer. Toch denk ik dat wij niet beseffen wat dat betekent. Wij zijn bij geboorte meteen verzekerd van educatie, kinderbijslag en de mogelijkheid te solliciteren op een baan. En als we daarin mislukken, hebben we zelfs recht op bijstand. Wij vinden dat normaal. Ik las onlangs dat armoede in Nederland geherdefinieerd zou moeten worden want wij spreken van armoede als kinderen niet kunnen deelnemen aan sport of geen tv kunnen kijken thuis. Wat een bijzonder leven is dat eigenlijk. Daarom was ik wellicht ook des te meer verrast toen de meeste vrienden vanuit het thuisfront zich ‘niet geroepen’ voelden om ongeveer zes euro te doneren voor het Street Children World Cup waar, dit jaar voor het eerst, Indonesische straatkinderen ook aan deelnamen. “Wat mooi”, dacht ik. Indonesische straatkinderen doen ook mee. Dat zendt een bericht uit aan de wereld. Namelijk, hier in Indonesië wonen en werken kinderen op de straat. Hier, in Indonesië is dat ‘normaal’ en dat maakt het een des te groter probleem. Hier, in Indonesië zijn wij zo wanhopig dat wij onze kinderen naar de andere kant van de wereld willen sturen om de wereld te laten zien dat dit probleem hier bestaat.
Deze straatkinderen zijn niet zoals de hangjeugd die wij kennen in Nederland. Deze straatkinderen worden aan het werk gezet door hun ouders omdat hun ouders te arm zijn om het gezin te voeden, deze straatkinderen zijn ‘getrafficked’ of soms verkocht door hun ouders en zijn op straat beland of zijn hun situatie ontvlucht. Deze straatkinderen zijn uit huis gevlucht nadat zij zijn mishandeld of verwaarloosd, misschien is hun moeder oversees gaan werken in Maleisië of Dubai en zijn zij achtergelaten bij een tante of oom die de situatie niet meer in de hand heeft. Hier hebben zij al die mooie opvangnetten die wij in Nederland kennen niet.
Vanuit zeven verschillende steden in Indonesië waren geselecteerde straatkinderen naar Jakarta gehaald waar zij enkele weken van een trainingskamp mochten genieten terwijl hun paspoorten voor de eerste keer in hun leven werden gemaakt. Een mooie samenwerking met de ambassadeur van Brazilië in Jakarta beloofde een visumprocedure. Tot de sponsorship werd ingetrokken. Waarom, vraag je je misschien af. Mijn vermoeden is dat het te maken had met de toentertijd opkomende verkiezingen die meer prioriteit – wat zeg ik – geld, kregen. De presidentiële verkiezing volgt in juli, maar dat terzijde. Het goede nieuws, ondanks alles, is dat in een maand tijd individuele initiatieven er toch voor gezorgd hebben dat de kinderen in Brazilië hebben meegedaan. Maar nog belangrijker, dat zij empowered werden, dat zij het gevoel kregen dat zij bestaan, dat zij erkend worden en zichtbaar zijn.
Hier spreekt men vaak over wonderen en over ‘Gods wil’. Als nuchtere Nederlander ken ik dat soort uitspraken niet, maar toen een collega me foto’s liet zien van de kids die vol van vreugde in Rio op het veld stonden en ik besefte dat er in ongeveer een maand tijd 500 miljoen IRP (zo’n 50.000 USD) was opgehaald, toen begreep ik een beetje wat ze bedoelden.
Dagelijkse confrontatie met armoede en ongelijkheid hervormt en beinvloedt je gedachtegang en hoe je naar het leven kijkt. Voordat ik hier werkte, werd ik altijd een beetje naar bij bezoeken aan of reizen door Indonesië. Ik vond de armoede vreselijk en bedacht vaak hoe mijn opa en oma hier vroeger, ook arm, rondgelopen hebben. Wat voor close call het eigenlijk is geweest dat mijn moeder het geluk had in Nederland geboren te zijn en niet hier. Nu denk ik wel anders.
Door hier te werken is een wereld voor me open gegaan die me heeft laten zien hoeveel mensen hier hard werken, zich inzetten voor de bestrijding van die armoede en ongelijkheid en die nog steeds geloven dat er ruimte is voor verandering. Natuurlijk wekt het ook veel vragen op. In het weekend een biertje drinken, leidt regelmatig tot gesprekken over politiek, twijfels of hier nog positieve verandering kan plaatsvinden en verbijstering van wat vrienden of collega’s hebben meegemaakt. Maar het mooie, voor velen van ons die hier wonen, is dat het werk dat wij hier doen belangrijk is. En voor iedere zuurpruim in Nederland, of waar dan ook, die geen zes euro wilde geven omdat ze niet begrepen hoe belangrijk het was deze kinderen deel te laten nemen aan de Street Children World Cup, kom ik hier in aanraking met bosjes mensen die zich inzetten voor deze kinderen; tegen een relatief laag salaris, zonder enige erkenning daarvoor, tegen veel uren werk en weinig vrije tijd. Die mensen zijn er nog!
Waarom ik iedere dag in de trein stap en brood geef aan de kindjes gerobak is de gedachte dat misschien over een decennium, de meeste kinderen hier wel een geboortecertificaat hebben. Misschien worden zij wel hoger op de regeringsagenda gezet. Misschien zijn zij dan niet meer onzichtbaar. Misschien wordt het ook voor hen normaal om meteen geregistreerd te worden na geboorte en een krijgen zij een burgerservicenummer. En misschien wordt het wel heel normaal voor kinderen om de basisschool af te maken.
Ook al zullen die kinderen nooit weten dat ik hier ooit was om daar aan bij te dragen, het maakt er mijn werkplezier niet minder door.
____________________________________________________________________________