Zoeken
Sluit dit zoekvak.

BLOG

No Go area

Wanneer ik door de foto-albums van mijn ouders blader zie ik de familiegeschiedenis voorbijkomen. Foto’s genomen op allerlei momenten: voor de oorlog, na de oorlog, tijdens de Bersiap periode, na de Bersiap periode, op de boot naar Holland, in het pension, eerste eigen huurwoning, vakanties, familiebezoekjes, bruiloften, verjaardagen en op bijna elke foto zie ik etende mensen. En vrolijke gezichten waarachter een hoop leed verscholen zit. Al mijn hele leven ben ik bezig om de familiegeschiedenis achter die vrolijke gezichten te achterhalen en te begrijpen. Maar dat is vaak lastig met het (collectieve) zwijggedrag van vele Indo’s.

Doordat enkele familieleden verschillende stambomen hebben uitgezocht, en mijn vader een gedeelte van de stamboom van zijn familie, heb ik een aardig beeld over wie, wat en waar. Het hoe heb ik door veel te vragen, veel te lezen en te verzamelen een beetje kunnen invullen. Door boeken als Asta’s ogen, De njai, Indisch leven in Nederland, Opgevangen in Andijvielucht en films als My blue heaven, Contractpensions, Tuan papa, Ver van familie en Buitenkampers, komen we steeds meer te weten over welk leed er allemaal vooraf ging aan de boottocht die onze grootouders en ouders naar Nederland bracht. Ik denk dat ik voor velen spreek als ik zeg dat het allemaal erger was dan er verteld werd of dat je kon vermoeden. Maar ook al deze verhalen over honger, dood, gevangenschap, tewerkstellingen, martelingen zijn nodig om te weten wie we zijn en waar we vandaan komen. Het maakt het beeld van onze familiegeschiedenis compleet en maakt dat we onze ouders beter begrijpen.

Vorig jaar oktober ging ik naar Japan. JAPAN. Voor veel ouderen een No go area in hun herinneringen en als vloeken in de kerk. Mijn ouders leven niet meer. Beiden hebben zij de verschrikkingen van het Japanse bewind aan den lijve ondervonden. Mijn moeder was redelijk anti en mijn vader zei er niets over. Echter, beide vormen van communicatie maakten indruk op mij. De datum van vertrek naderde en het idee dat ik iets voor het geleden leed van mijn ouders en grootouders wilde doen, begon zich steeds meer aan mij op te dringen. Iets doen voor mijn familie, een gebaar maken. Maar ik wist nog niet precies hoe. Ik zei tegen mijn man dat ik iets in een tempel wilde doen; daar een kaarsje of wierook branden.

Wensbordje Insert

Toen we in Tokyo waren, gingen we naar de Meiji schrijn, een van de bekendste Shinto tempels. Het was het een drukte vanjewelste i.v.m de nationale Cultuurdag, een officiële feestdag in Japan. Te midden van al die mensen had ik ineens een heel sterk gevoel dat ik hier en nu iets moest doen voor mijn ouders en ik ging op zoek naar een wensbordje. Normaal gesproken schrijven mensen een wens op die vaak te maken heeft met het beter wensen van een zieke of voor geluk op een bepaalde dag. Maar ik schreef iets anders.

 

Toen mijn man vertelde dat deze tempel voor de Japanse keizer Meiji was gebouwd en nog steeds een belangrijke tempel is (Willem en Maxima waren hier een dag eerder), werd ik een beetje zenuwachtig. Ik had het idee dat ik iets heel heftigs had gedaan, en wat ik toen voelde, kwam wel héél dicht in de buurt van het woord FIER. Fier op wat mijn familie allemaal heeft moeten doorstaan en fier op wat zij aan mij hebben doorgegeven. ‘Zijn wie je bent onder alle omstandigheden.’

Judith Mulder werkt al heel wat jaren in de Nederlandse filmindustrie als o.a. productiecoördinator en eventmanager. Sinds 2008 is zij betrokken bij de organisatie van het jaarlijkse CinemAsia Film Festival in Amsterdam en houdt zich vnl. bezig met de coördinatie van het FilmLAB waarin opkomende talenten de kans krijgen om onder professionele begeleiding een korte Aziatische diasporafilm te maken die tijdens het festival in première gaat. Ook geeft zij sinds kort Nederlandse taalles aan migranten.
Tekst: Judith Mulder
Fotografie: Judith Mulder

Deel dit artikel:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *