“Mijn moeder was vroeger heel sociaal actief. Ze collecteerde bijvoorbeeld deur aan deur. Ik mocht wel eens met haar mee en herinner mij dat we ook een keer voor de Molukse gemeenschap hebben gecollecteerd. Volgens mij was dat toen om het leven in de kampen iets aangenamer te maken en voor kinderen die op vakantie gingen bij Nederlandse gezinnen. Daar heb ik het nog met veel Molukkers over gehad en die blijken daar goede herinneringen aan te hebben. Voor een aantal heeft die ervaring er zelfs toe bijgedragen een loopbaan te ontwikkelen.”
Veenman heeft in de jaren ’80, ’90 en ’00 in totaal drie grote onderzoeken (en bijna 1.200 interviews) gedaan naar de integratie van Molukkers in Nederland. De aanleiding voor het eerste onderzoek was het feit dat Molukkers op grote schaal te kampen hadden met maatschappelijke achterstand. Het onderzoek in de jaren ’90 liet een positieve verandering zien waaronder een dalende werkloosheid onder Molukkers. Het derde onderzoek was meer gericht op de maatschappelijke positie van de 3de generatie en hoe deze zich verhoudt tot de 1ste en 2de generatie.
“Bij het derde onderzoek hadden we een opwaartse lijn verwacht maar we concludeerden dat er eerder sprake is van afvlakking. Er heerste onder de jongeren in die tijd een sfeer die ik nu nog steeds proef: je “moet meedoen, niet [tooltip text=”hoogmoedig”]sombong[/tooltip] zijn maar [tooltip text=”Met de meute meedoen.”]ikut rame[/tooltip]”. Het [tooltip text=”Het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers dat inmiddels haar deuren gesloten heeft.”]LSEM[/tooltip] heeft een dergelijk onderzoek enkele jaren later herhaald maar dan op scholen. Helaas kwam daar hetzelfde uit. Dat is jammer want liever heb je dat het goed gaat. Niet dat het slecht gaat met de 3de generatie, maar niet zo goed als je zou hopen.”
“Op zich is er niets op tegen braaf en lief zijn, maar dat gaat tegen je werken wanneer het gelijkgesteld wordt aan gebrek aan interesse of talent.”
Beter buiten een wijk dan in een wijk?
“Het leven heeft meer dimensies dus hier is geen simpel antwoord op te geven. Qua onderwijs zou het beter geweest zijn vanwege de grotere kansen in de samenleving dus dan is mijn antwoord: waarschijnlijk wel. Als je in de Molukse gemeenschap verkeert waar de norm heel lang is geweest “doe nou maar gewoon, wordt niet sombong” dan word je gauw als sombong gezien als je een hogere opleiding wilt volgen en dat kan heel remmend werken. In een aantal wijken is dat zichtbaar geweest.
Aan de andere kant, wanneer je opgroeit in een gemeenschap waar je je goed in voelt, is dat goed voor je identiteit en dus voor je ontwikkeling als mens en dat geeft een bepaalde zekerheid. Wanneer je uit zo’n gemeenschap wordt gehaald en jezelf moet waarmaken in een omgeving die echt anders is (en die zeker de laatste jaren ook niet vriendelijk is tegen migranten in het algemeen) dan kan dat een aantasting zijn van je identiteit.
Dus het is geen ja en geen nee. Er is ook zoiets als een grijs gebied. Zoals mogelijkheden om keuzes te maken, om te ontdekken wat je zelf leuk vindt en in te zien dat anderen je ook nodig kunnen hebben en dan bedoel ik niet alleen de buurman in de wijk. Nederland heeft een cultuur waar je kansen hebt. Als je succes wilt hebben dan moet je daaraan meedoen.”
Het belang van onderwijs
“Als het gaat om zichtbaarheid bij Molukse leerlingen en het kiezen van vervolgonderwijs zou mijn advies zijn: zorg dat kinderen niet onder hun niveau kiezen. Dat was het gekste resultaat dat we bij de 3de generatie hebben gevonden. We hebben bij andere migrantengroepen gezien dat ze eerder boven hun niveau kiezen en dat is riskant, want het vergroot de kans dat je het niet redt. Bij Molukse jongeren vonden we dat echt een groot aantal, bijna een derde, onder het schooladvies koos. Daarvan zou ik zeggen, probeer dat te voorkomen.
Molukse kinderen zijn over het algemeen stil, lief en meegaand in de klas. Docenten hebben daardoor weinig oog voor hen en zullen vaak niet hun best doen om zo’n kind te bereiken en het te leren kennen, zodat het zich op school uit zoals het zich thuis wel uit. Op zich is daar niets op tegen, braaf en lief zijn, maar dat gaat tegen je werken wanneer het gelijkgesteld wordt aan gebrek aan interesse of talent.
Een advies aan de ouders zou zijn: praat veel met de kinderen. Als je kind nog jong is dan heb je volop kansen want dan moeten de grote keuzes nog worden gemaakt. Ik denk dat het heel belangrijk is om te praten over “Wat zou je willen?”, ”Heb je een idee wat je later zou willen worden?” En daar dan echt op doorpraten in een open communicatie. Niet zeggen “je moet” maar vragen “wat wil je?”. En ook niet te snel laten merken dat je die eerste keuze misschien niet zo goed vindt.”
Op 17 april jl. nam prof. dr Justus Veenman, na bijna 40 jaar dienstverband, afscheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In zijn afscheidscollege, met de titel ‘Einde of nieuw begin’, stond de vraag centraal of het vakgebied Economische Sociologie een zinvolle bijdrage kan leveren aan onderwijs en onderzoek binnen een Economische Faculteit.
Eén reactie
Ik ben Jacques Tacq, professor sociologie aan KULeuven.
Ik ga zelf ook op emeritaat en zou graag Justus Veenman uitnodigen.
Mag ik zijn email-adres?