Ken je het artikel ‘Mana riem?’ nog, over de ‘pedagogische tik’ (met of zonder attribuut)? Veel mensen herkenden zichzelf daar maar al te goed in. Het verhaal van Mia is van een heel andere level. Mia kent haar jeugd als een periode waarin zij door één van haar ouders regelmatig fysiek en emotioneel pijn werd gedaan. Of zeg maar, mishandeld.

Veel mensen binnen de Molukse wijk in haar woonplaats, wisten ervan. Daar bleef het ook bij want in Molukse gemeenschappen werd dit soort problematiek ‘binnenshuis’ gehouden dus naar oplossingen werd niet gezocht. Het huiselijk geweld zorgde ervoor dat Mia super sensitief werd. “Mijn hele jeugd liep ik op mijn tenen en ik had altijd het gevoel dat ik achterom moest kijken.”

“Mijn moeder ken ik niet anders dan als de persoon die mij met grote regelmaat sloeg. Vanaf dat ik een jaar of drie was. Zij had weinig tot geen aanleiding nodig om agressief op mij te reageren. Alsof ik fungeerde als een rode lap en zij de stier was.

Van de in totaal drie kinderen was ik degene op wie haar agressie zich richtte. Als ik bijvoorbeeld in haar optiek mijn kamer niet had opgeruimd, kreeg ik ervan langs en haalde mijn moeder uit boosheid mijn hele kamer overhoop. Als ik iets deed wat haar niet zinde, vertelde ze mij dat mijn bestaan op de wereld een fout was en dat ik haar leven had verpest. Riem of slipper? Er is geen voorwerp dat ik niet voorbij heb zien komen. Maar voornamelijk haalde ze met haar vuisten uit en sloeg ze verder op me in. Ook al lag ik al op de grond.

Ik weet nog goed dat de Kindertelefoon werd geïntroduceerd op de basisschool. Tijdens een woedeaanval van mijn moeder riep ik dat ik de Kindertelefoon zou bellen als zij me nog een keer zou slaan. Als reactie hierop werd mijn moeder alleen maar bozer en bozer en sloeg me opnieuw. Ik besloot niet te bellen. Als zij al zo agressief reageerde op die opmerking…laat staan wat er zou gebeuren als ik het echt zou doen.

Toen ik 17 jaar was, bereikte ik een bepaald punt. Mijn moeder had mij een blauw oog en een bloedneus geslagen. De volgende dag ging ik, in dezelfde kleding die onder het bloed zat, naar school. De leraar zag mij maar deed niets om mij te helpen. Ik had wel een gesprek met mijn decaan die mij adviseerde om te stoppen met school: ‘je kan beter fulltime gaan werken zodat je je eigen leven zelfstandig kan opbouwen.’ En de school bood mij nog aan om samen een brief naar mijn ouders te schrijven. Vanbinnen lachte ik ze uit. Een brief schrijven? Echt? Mijn ouders zien me al aankomen. Nee, ook op dat niveau valt er niets bij mijn ouders te bereiken. Het enige dat ik wist was dat ik geen moment langer meer bij mijn ouders kon blijven wonen. Het weekend erop ben ik van huis weggelopen. In eerste instantie naar een oudere nicht en daarna naar een oudere neef, maar uiteindelijk ben ik vrij snel bij mijn toenmalig vriendje ingetrokken.

Huiselijk geweld is heel heftig en stelt veel op de proef in je latere leven.

Ik woonde inmiddels een week bij hem, toen mijn moeder langskwam. We zaten gezellig met wat vrienden thuis. Mijn moeder kwam binnen en droeg iedereen op het huis te verlaten omdat zij met mij alleen wilde praten. Toen we eenmaal alleen waren, stapte mijn moeder intimiderend op me af met een schaar in haar handen. Ze schreeuwde dat ik met haar mee moest komen naar huis en dat ik haar en de rest van het gezin voor schut had laten staan. Als ik niet mee zou gaan dan zat het voor haar niet anders op dan mij neer te steken. Ik wist niet wat me overkwam. Op dat moment kwam één van mijn vrienden vanuit de badkamer tevoorschijn. Blijkbaar had hij zich verstopt omdat hij zich ervan bewust was waar mijn moeder toe in staat was. Hij duwde mijn moeder bij me vandaan en riep dat ik heel hard weg moest rennen. Ik vluchtte het huis uit naar mijn peetmoeder, die mij adviseerde aangifte te doen. Eenmaal op het politiebureau bleek dat mijn moeder daar al eerder op de dag was om te melden dat zij mij zou opzoeken met een schaar. En dat was het dan. Ik werd naar huis gestuurd want ‘ik mankeerde toch niks’.

Kort daarop heeft mijn vader mij opgezocht, alleen om te verkondigen dat ik vanaf nu af aan zijn dochter niet meer was. Het contact met mijn ouders werd de jaren daaropvolgend verbroken.

Ik bleef bij mijn toenmalige vriendje wonen en heb door vele bijbaantjes mijn eigen mbo-opleiding kunnen betalen en afmaken. Die opleiding was niet echt interessant maar ik vond het belangrijk om het diploma te halen. Want ik was niet weggelopen van huis om vervolgens mijn school niet af te maken en te eindigen bij een suffe baan waar ik ongelukkig van zou worden.

Huiselijk geweld

(c) www.kasuaris.com

De periode waarin ik samenwoonde met mijn vriendje had ervoor gezorgd dat ik die woelige periode overleefde. De relatie liep uiteindelijk stuk dus werd het tijd om op mezelf te wonen. Dat was het moment dat ik mezelf daadwerkelijk tegen ben gekomen. Ik had een goede baan, verdiende lekker en leefde volgens het motto living to the max. Doordeweeks werkte ik en vanaf donderdag tot en met zondag was ik te vinden in het uitgaansleven. Blowen deed ik veel, om mijn gedachten en gevoel te dempen en weg te stoppen. Ik gaf niks om mijn leven omdat ik dacht: “beter dan dit wordt het nooit”.

Toen ik 23 jaar was, bereikte ik een dieptepunt. Ik werd depressief, maakte verkeerde keuzes en belandde in de problemen. Ik maakte schulden en werd mijn huis uitgezet. Ik moest me overgeven aan de schuldhulpsanering. Toen dacht ik: ‘Tot hier en niet verder. Ik ga hulp zoeken.’ Ik kwam terecht bij een maatschappelijk werker die me verder op weg hielp. Ondertussen kon ik gelukkig terecht bij een vriendin waar ik uiteindelijk een jaar gewoond heb.

Daarna volgden jarenlang allerlei soorten therapieën die me zouden kunnen helpen de trauma’s uit mijn jeugd te verwerken. Want wat ik deed, was mijn pijn en verdriet proberen weg te stoppen. Maar daardoor kropten deze juist op en kreeg ik woedeaanvallen om de kleinste dingen. Ik kon werkelijk niets meer hebben. Bij het minste geringste ging in uit mijn dak en werd ik, zonder dat ik het zelf door had, agressief in mijn communicatie. Door de therapieën klom ik heel langzaam uit de ellendige, diepe put.

Binnen de Molukse gemeenschap was het bekend dat er in ons gezin sprake was van huiselijk geweld. De buren wisten ervan maar moffelden het weg met de gedachte dat wij slechts strenge ouders hadden. Ook mijn opa, oma, ooms en tantes waren op de hoogte. Alleen niemand deed er wat aan. Zij stonden er als het ware bij en keken ernaar. Mijn beste vriend, die zich tijdens het incident met mijn moeder in de badkamer verstopt had, was de enige die ooit voor mij opkwam.

Het was toen mijn opa overleed dat er weer contact was tussen mij en mijn ouders. Aan mijn opa was ik overigens het meest gehecht. Ik herkende veel van mezelf in zijn temperamentvolle karakter. Mijn opa erkende mij als persoon, iets wat mijn eigen ouders nooit hebben gedaan. Iedereen om ons heen wilde dat het goed kwam, maar niets werd door mijn ouders erkend. Er werd niet gesproken over het huiselijk geweld en het waren juist mijn ouders die excuus eisten van mij. Ik was immers degene die niet gehoorzaamde.

Nu ik zelf een kind heb, merk ik dat het verwerkingsproces op een andere level weer verder gaat. Want je komt in het leven steeds andere facetten van de opgelopen trauma’s tegen. Voor het verwerken, is het niet alleen belangrijk om stil te staan bij de trauma’s, maar ook bij de genen die ik meegekregen heb. Ik bedoel daarmee dat de trauma’s die ik in mijn jeugd heb opgelopen, voortvloeien uit trauma’s die mijn ouders, grootouders en verdere voorouders hebben opgelopen.

Als je het over een Molukse identiteit hebt, bestaan er koloniale trauma’s die generatie op generatie doorgegeven zijn. En dan de Molukse cultuur vóór de koloniale tijd. We hebben voorouders gehad die uit oerkrachten handelden en overleefden. Wellicht komt het temperamentvolle karakter van mijn opa en van mij daar vandaan. Ik kan daarom ook niet ontkennen dat mijn opa heel veel betekend heeft voor mijn verwerkingsproces. Dat wil overigens niet zeggen dat de doorgegeven trauma’s een verklaring zijn voor wat mijn ouders mij hebben aangedaan, maar ze zetten de dingen zeker wel in perspectief. Op die manier is het me gelukt een positieve connectie te maken tussen mijn trauma’s en de genen die ik heb meegekregen. Daarmee kan ik mijn woede nu een plekje geven. Als woede een negatieve uiting is van energie, is de positieve uiting hiervan kracht.

Ik ben altijd een voorstander geweest van het bespreekbaar maken van onderwerpen. Zo wilde ik dat mijn ouders wisten dat ik een lange psychologische verwerkingsproces te gaan had. Dus vertelde ik ze dat ik bezig was met therapieën voor het huiselijk geweld tijdens mijn jeugd. Mijn moeder viel stil en begon over de boodschappen die ze nodig had. Mijn vader zei geen woord.

Een aantal van mijn vrienden, die net als ik van de 3de generatie Molukkers zijn, heeft ongeveer dezelfde jeugd gehad zoals ik. En ook bij hen was het thuis niet bespreekbaar. Voor de toekomst hoop ik dat het praten over huiselijk geweld en het effect daarvan niet meer een taboe zal zijn.

Inmiddels is het mij gelukt om te accepteren dat mijn ouders waarschijnlijk nooit erkenning zullen geven van wat ze mij hebben aangedaan. Het is dus aan mij om daarmee om te gaan. Ik wil namelijk geen wrok meer hebben naar mijn ouders. Wrok komt mijn verwerkingsproces en het contact tussen hun en mijn zoon niet ten goede. Wij hebben wel contact, maar op een laag pitje.

Huiselijk geweld is heel heftig en stelt veel op de proef in je latere leven. Maar er is licht aan het einde van de tunnel. Het verwerkingsproces duurt wel lang waarbij ik vaak aan mijzelf getwijfeld heb. Zo’n proces vraagt namelijk heel veel van je. 14 jaar lang therapieën en verschillende coaches, zowel in de reguliere sector als de alternatieve. Ik heb alles opgezocht. Het was een heel lange weg maar er is niets meer van de woede die ik vroeger voelde. Ik kan mij zelfs weer ontspannen.”